Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(2) Kitāb: Al-ʾĪmān (Geloof)
(٢) كتاب الإيمان
Hoofdstuk (11):
(١١) باب
Overgeleverd van ʿUbādah ibn as-Sāmit k - die aanwezig was bij de Slag van Badr en een van de leiders tijdens de nacht van al-ʿAqaba - dat de Boodschapper van
Allāh ﷺ zei, terwijl een groep van zijn metgezellen om hem heen stond: “Geef mij de belofte van trouw op de volgende zaken: dat jullie niets en niemand als deelgenoot toekennen aan Allāh, niet stelen, geen ontucht plegen, jullie kinderen niet doden, geen leugen verzinnen die jullie zelf fabriceren, en niet ongehoorzaam zijn in het goede. Wie van jullie dit nakomt, zijn beloning is bij Allāh. En wie iets hiervan begaat en in deze wereld bestraft wordt, dan zal dit een boetedoening zijn voor hem. Maar wie iets hiervan begaat en Allāh bedekt dit voor hem, dan is het aan Allāh: als Hij wil, vergeeft Hij hem, en als Hij wil, straft Hij hem.”
(ʿUbādah zei:) “Wij gaven hem vervolgens onze eed van trouw op deze voorwaarden.”
حَدَّثَنَا أَبُو الْيَمَانِ، قَالَ أَخْبَرَنَا شُعَيْبٌ، عَنِ الزُّهْرِيِّ، قَالَ أَخْبَرَنِي أَبُو إِدْرِيسَ، عَائِذُ اللَّهِ بْنُ عَبْدِ اللَّهِ أَنَّ عُبَادَةَ بْنَ الصَّامِتِ ـ رضى الله عنه ـ وَكَانَ شَهِدَ بَدْرًا، وَهُوَ أَحَدُ النُّقَبَاءِ لَيْلَةَ الْعَقَبَةِ ـ أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم قَالَ وَحَوْلَهُ عِصَابَةٌ مِنْ أَصْحَابِهِ " بَايِعُونِي عَلَى أَنْ لاَ تُشْرِكُوا بِاللَّهِ شَيْئًا، وَلاَ تَسْرِقُوا، وَلاَ تَزْنُوا، وَلاَ تَقْتُلُوا أَوْلاَدَكُمْ، وَلاَ تَأْتُوا بِبُهْتَانٍ تَفْتَرُونَهُ بَيْنَ أَيْدِيكُمْ وَأَرْجُلِكُمْ، وَلاَ تَعْصُوا فِي مَعْرُوفٍ، فَمَنْ وَفَى مِنْكُمْ فَأَجْرُهُ عَلَى اللَّهِ، وَمَنْ أَصَابَ مِنْ ذَلِكَ شَيْئًا فَعُوقِبَ فِي الدُّنْيَا فَهُوَ كَفَّارَةٌ لَهُ، وَمَنْ أَصَابَ مِنْ ذَلِكَ شَيْئًا ثُمَّ سَتَرَهُ اللَّهُ، فَهُوَ إِلَى اللَّهِ إِنْ شَاءَ عَفَا عَنْهُ، وَإِنْ شَاءَ عَاقَبَهُ ". فَبَايَعْنَاهُ عَلَى ذَلِكَ.