Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(30) Kitāb: Vasten

(٣٠) كتاب الصوم

Hoofdstuk (2): De verdienste van het vasten

(٢) باب فَضْلِ الصَّوْمِ

Op gezag van Abū Hurayrah (moge Allāh tevreden met hem zijn) is overgeleverd, dat de boodschapper van Allāh zei:

“Het vasten is een bescherming. Laat hem dus vulgaire taal en daden van onwetendheid vermijden. Als iemand hem bevecht of uitscheldt, laat hem dan twee keer zeggen: “Ik ben een vastende.” Bij Degene in Wiens Hand mijn ziel is, de mondgeur van de vastende is bij Allāh beter dan de geur van muskus. (Allāh zegt:) ‘Hij laat zijn eten, drinken en begeerte omwille van Mij. Het vasten is voor Mij en Ik beloon hem ervoor. Een goede daad wordt met het tienvoudige ervan beloond.’”

حَدَّثَنَا عَبْدُ اللَّهِ بْنُ مَسْلَمَةَ، عَنْ مَالِكٍ، عَنْ أَبِي الزِّنَادِ، عَنِ الأَعْرَجِ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ ـ رضى الله عنه ـ أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم قَالَ ‏"‏ الصِّيَامُ جُنَّةٌ، فَلاَ يَرْفُثْ وَلاَ يَجْهَلْ، وَإِنِ امْرُؤٌ قَاتَلَهُ أَوْ شَاتَمَهُ فَلْيَقُلْ إِنِّي صَائِمٌ‏.‏ مَرَّتَيْنِ، وَالَّذِي نَفْسِي بِيَدِهِ لَخُلُوفُ فَمِ الصَّائِمِ أَطْيَبُ عِنْدَ اللَّهِ تَعَالَى مِنْ رِيحِ الْمِسْكِ، يَتْرُكُ طَعَامَهُ وَشَرَابَهُ وَشَهْوَتَهُ مِنْ أَجْلِي، الصِّيَامُ لِي، وَأَنَا أَجْزِي بِهِ، وَالْحَسَنَةُ بِعَشْرِ أَمْثَالِهَا ‏"‏‏.‏

Referentie:
Kitāb: 30, Hadith: 1894