Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(30) Kitāb: Vasten
(٣٠) كتاب الصوم
Hoofdstuk (8): Wie valse spraak en het handelen ernaar niet verlaat tijdens het vasten
(٨) باب مَنْ لَمْ يَدَعْ قَوْلَ الزُّورِ وَالْعَمَلَ بِهِ فِي الصَّوْمِ
Op gezag van Abū Hurayrah (moge Allāh tevreden met hem zijn) is overgeleverd, dat de boodschapper van Allāh ﷺ zei:
“Als men valse spraak en het handelen ernaar niet verlaat, dan heeft Allāh er geen behoefte aan dat hij zijn eten en drinken verlaat.”
حَدَّثَنَا آدَمُ بْنُ أَبِي إِيَاسٍ، حَدَّثَنَا ابْنُ أَبِي ذِئْبٍ، حَدَّثَنَا سَعِيدٌ الْمَقْبُرِيُّ، عَنْ أَبِيهِ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ ـ رضى الله عنه ـ قَالَ قَالَ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم " مَنْ لَمْ يَدَعْ قَوْلَ الزُّورِ وَالْعَمَلَ بِهِ فَلَيْسَ لِلَّهِ حَاجَةٌ فِي أَنْ يَدَعَ طَعَامَهُ وَشَرَابَهُ ".