Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(31) Kitāb: Het Nachtgebed in de Ramaḍān (Tarāwīḥ)

(٣١) كتاب صلاة التراويح

Hoofdstuk (1): De deugd van degene die het nachtgebed verricht in Ramaḍān

(١) باب فَضْلِ مَنْ قَامَ رَمَضَانَ

Overgeleverd van ʿUrwah (moge Allāh tevreden over hem zijn), dat ʿĀʾishah (moge Allāh tevreden over haar zijn) hem informeerde dat de Boodschapper van Allāh op een nacht in het midden van de nacht naar buiten kwam en in de moskee bad, waarna een aantal mannen met hem mee bad.

In de ochtend spraken de mensen hierover, waardoor er de volgende nacht een grotere groep zich bij hem voegde en met hem bad. De volgende ochtend verspreidde het nieuws zich opnieuw, en op de derde nacht was de moskee gevuld met een groot aantal mensen. De Boodschapper van Allāh kwam naar buiten en leidde hen in het gebed.

Op de vierde nacht was de moskee zo vol dat er geen plaats meer was voor iedereen. De Profeet kwam echter pas naar buiten voor het Fajr-gebed. Nadat hij het Fajr-gebed had verricht, wendde hij zich tot de mensen, sprak de tashahhud uit en zei vervolgens:

“Ammā baʿd. Voorwaar, jullie situatie is mij niet ontgaan, maar ik vreesde dat dit (nachtgebed in congregatie) voor jullie verplicht zou worden, en dat jullie het dan niet zouden kunnen volhouden.”

Zo bleef de situatie zoals ze was tot de Boodschapper van Allāh overleed.

حَدَّثَنَا يَحْيَى بْنُ بُكَيْرٍ، حَدَّثَنَا اللَّيْثُ، عَنْ عُقَيْلٍ، عَنِ ابْنِ شِهَابٍ، أَخْبَرَنِي عُرْوَةُ، أَنَّ عَائِشَةَ ـ رضى الله عنها ـ أَخْبَرَتْهُ أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم خَرَجَ لَيْلَةً مِنْ جَوْفِ اللَّيْلِ، فَصَلَّى فِي الْمَسْجِدِ، وَصَلَّى رِجَالٌ بِصَلاَتِهِ، فَأَصْبَحَ النَّاسُ فَتَحَدَّثُوا، فَاجْتَمَعَ أَكْثَرُ مِنْهُمْ، فَصَلَّوْا مَعَهُ، فَأَصْبَحَ النَّاسُ فَتَحَدَّثُوا، فَكَثُرَ أَهْلُ الْمَسْجِدِ مِنَ اللَّيْلَةِ الثَّالِثَةِ، فَخَرَجَ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم فَصَلَّى، فَصَلَّوْا بِصَلاَتِهِ، فَلَمَّا كَانَتِ اللَّيْلَةُ الرَّابِعَةُ عَجَزَ الْمَسْجِدُ عَنْ أَهْلِهِ، حَتَّى خَرَجَ لِصَلاَةِ الصُّبْحِ، فَلَمَّا قَضَى الْفَجْرَ أَقْبَلَ عَلَى النَّاسِ، فَتَشَهَّدَ ثُمَّ قَالَ ‏"‏ أَمَّا بَعْدُ، فَإِنَّهُ لَمْ يَخْفَ عَلَىَّ مَكَانُكُمْ، وَلَكِنِّي خَشِيتُ أَنْ تُفْتَرَضَ عَلَيْكُمْ فَتَعْجِزُوا عَنْهَا ‏"‏‏.‏ فَتُوُفِّيَ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم وَالأَمْرُ عَلَى ذَلِكَ

Referentie:
Kitāb: 31, Hadith: 2012