Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(2) Kitāb: Al-ʾĪmān (Geloof)
(٢) كتاب الإيمان
Hoofdstuk (19): Wanneer de Islām niet oprecht is, maar slechts uit overgave of uit angst voor de dood
(١٩) بَابُ إِذَا لَمْ يَكُنِ الإِسْلاَمُ عَلَى الْحَقِيقَةِ وَكَانَ عَلَى الاِسْتِسْلاَمِ أَوِ الْخَوْفِ مِنَ الْقَتْلِ
Overgeleverd van Saʿd ibn Abī Waqqās h, dat de Boodschapper van Allāh ﷺ (schenkingen) gaf aan een groep mensen terwijl Saʿd erbij zat. “Maar de Boodschapper van Allāh ﷺ liet een man achterwege die in mijn ogen de besten van hen was. Ik zei: ‘O Boodschapper van Allāh, waarom heeft u hem overgeslagen? Bij Allāh, ik beschouw hem als een gelovige!’ Hij antwoordde: ‘Of (misschien is hij slechts) een moslim.’
Ik zweeg even, maar ik werd weer overtroffen door wat ik over hem (i.e. die man) wist en herhaalde mijn opmerking: ‘Waarom heeft u hem overgeslagen? Bij Allāh, ik beschouw hem als een gelovige!’ Hij (ﷺ) antwoordde opnieuw: ‘Of (misschien is hij slechts) een moslim.’ Opnieuw kon ik mij niet inhouden en herhaalde ik mijn opmerking, en de Boodschapper van Allāh ﷺ antwoordde opnieuw hetzelfde. Daarna zei hij: ‘O Saʿd, ik geef soms aan een man, terwijl een ander mij dierbaarder is dan hij, uit vrees dat Allāh hem op zijn gezicht in het Vuur zal werpen.’”
حَدَّثَنَا أَبُو الْيَمَانِ، قَالَ أَخْبَرَنَا شُعَيْبٌ، عَنِ الزُّهْرِيِّ، قَالَ أَخْبَرَنِي عَامِرُ بْنُ سَعْدِ بْنِ أَبِي وَقَّاصٍ، عَنْ سَعْدٍ، رضى الله عنه أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم أَعْطَى رَهْطًا وَسَعْدٌ جَالِسٌ، فَتَرَكَ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم رَجُلاً هُوَ أَعْجَبُهُمْ إِلَىَّ فَقُلْتُ يَا رَسُولَ اللَّهِ مَا لَكَ عَنْ فُلاَنٍ فَوَاللَّهِ إِنِّي لأَرَاهُ مُؤْمِنًا. فَقَالَ " أَوْ مُسْلِمًا ".
فَسَكَتُّ قَلِيلاً، ثُمَّ غَلَبَنِي مَا أَعْلَمُ مِنْهُ فَعُدْتُ لِمَقَالَتِي فَقُلْتُ مَا لَكَ عَنْ فُلاَنٍ فَوَاللَّهِ إِنِّي لأَرَاهُ مُؤْمِنًا فَقَالَ " أَوْ مُسْلِمًا ". ثُمَّ غَلَبَنِي مَا أَعْلَمُ مِنْهُ فَعُدْتُ لِمَقَالَتِي وَعَادَ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم ثُمَّ قَالَ " يَا سَعْدُ، إِنِّي لأُعْطِي الرَّجُلَ وَغَيْرُهُ أَحَبُّ إِلَىَّ مِنْهُ، خَشْيَةَ أَنْ يَكُبَّهُ اللَّهُ فِي النَّارِ ".
وَرَوَاهُ يُونُسُ وَصَالِحٌ وَمَعْمَرٌ وَابْنُ أَخِي الزُّهْرِيِّ عَنِ الزُّهْرِيِّ.