Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(2) Kitāb: Al-ʾĪmān (Geloof)

(٢) كتاب الإيمان

Hoofdstuk (24): Het teken van de huichelaar

(٢٤) باب عَلاَمَةِ الْمُنَافِقِ

Overgeleverd van ʿAbdullāh ibn ʿAmr, dat de Profeet zei: “Vier eigenschappen: wie deze in zich heeft, is een pure huichelaar. En wie één van deze eigenschappen heeft, heeft een deel van huichelarij in zich totdat hij die achterwege laat: wanneer hem iets wordt toevertrouwd, schendt hij het vertrouwen; wanneer hij spreekt, liegt hij; wanneer hij een verbond sluit, verbreekt hij het; en wanneer hij redetwist, dan overschrijdt hij (overdrijft hij en wordt onrechtvaardig).“

حَدَّثَنَا قَبِيصَةُ بْنُ عُقْبَةَ، قَالَ حَدَّثَنَا سُفْيَانُ، عَنِ الأَعْمَشِ، عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ مُرَّةَ، عَنْ مَسْرُوقٍ، عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ عَمْرٍو، أَنَّ النَّبِيَّ صلى الله عليه وسلم قَالَ ‏"‏ أَرْبَعٌ مَنْ كُنَّ فِيهِ كَانَ مُنَافِقًا خَالِصًا، وَمَنْ كَانَتْ فِيهِ خَصْلَةٌ مِنْهُنَّ كَانَتْ فِيهِ خَصْلَةٌ مِنَ النِّفَاقِ حَتَّى يَدَعَهَا إِذَا اؤْتُمِنَ خَانَ وَإِذَا حَدَّثَ كَذَبَ وَإِذَا عَاهَدَ غَدَرَ، وَإِذَا خَاصَمَ فَجَرَ ‏"‏‏.‏ تَابَعَهُ شُعْبَةُ عَنِ الأَعْمَشِ‏.‏

Referentie:
Kitāb: 2, Hadith: 34