Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(2) Kitāb: Al-ʾĪmān (Geloof)
(٢) كتاب الإيمان
Hoofdstuk (33): De toename en afname van het geloof
(٣٣) باب زِيَادَةِ الإِيمَانِ وَنُقْصَانِهِ
Overgeleverd van Anas, dat de Profeet ﷺ zei:
“Degene die ‘Lā ilāha illā Allāh’ (Er is geen aanbedene met recht behalve Allāh) zegt terwijl er in zijn hart het gewicht van een gerstekorrel aan goedheid is, zal het Vuur verlaten.
Degene die ‘Lā ilāha illā Allāh’ zegt terwijl er in zijn hart het gewicht van een tarwekorrel aan goedheid is, zal het Vuur verlaten.
Degene die ‘Lā ilāha illā Allāh’ zegt terwijl er in zijn hart het gewicht van een stofdeeltje aan goedheid is, zal het Vuur verlaten.”
En van Anas is overgeleverd, dat de Profeet ﷺ zei:
“aan geloof” in plaats van: “aan goedheid.”
حَدَّثَنَا مُسْلِمُ بْنُ إِبْرَاهِيمَ، قَالَ حَدَّثَنَا هِشَامٌ، قَالَ حَدَّثَنَا قَتَادَةُ، عَنْ أَنَسٍ، عَنِ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم قَالَ " يَخْرُجُ مِنَ النَّارِ مَنْ قَالَ لاَ إِلَهَ إِلاَّ اللَّهُ، وَفِي قَلْبِهِ وَزْنُ شَعِيرَةٍ مِنْ خَيْرٍ، وَيَخْرُجُ مِنَ النَّارِ مَنْ قَالَ لاَ إِلَهَ إِلاَّ اللَّهُ، وَفِي قَلْبِهِ وَزْنُ بُرَّةٍ مِنْ خَيْرٍ، وَيَخْرُجُ مِنَ النَّارِ مَنْ قَالَ لاَ إِلَهَ إِلاَّ اللَّهُ، وَفِي قَلْبِهِ وَزْنُ ذَرَّةٍ مِنْ خَيْرٍ ". قَالَ أَبُو عَبْدِ اللَّهِ قَالَ أَبَانُ حَدَّثَنَا قَتَادَةُ حَدَّثَنَا أَنَسٌ عَنِ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم " مِنْ إِيمَانٍ ". مَكَانَ " مِنْ خَيْرٍ ".