Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(2) Kitāb: Al-ʾĪmān (Geloof)
(٢) كتاب الإيمان
Hoofdstuk (37): De vraag van Jibrīl aan de Profeet ﷺ over ʾĪmān, Islām, Iḥsān en de kennis over het Uur
(٣٧) بَابُ سُؤَالِ جِبْرِيلَ النَّبِيَّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ عَنِ الإِيمَانِ وَالإِسْلاَمِ وَالإِحْسَانِ وَعِلْمِ السَّاعَةِ
Overgeleverd van Abū Hurayrah, dat hij zei:
“Op een dag bevond de Profeet ﷺ zich zichtbaar onder de mensen, toen Jibrīl bij hem kwam en vroeg: ‘Wat is het geloof (al-ʾImān)?” Hij antwoordde ﷺ: ‘Het geloof is dat je gelooft in Allāh, Zijn Engelen, de ontmoeting met Hem, Zijn boodschappers en dat je gelooft in de opstanding.’
Hij vroeg: ‘Wat is de Islām?’ Hij antwoordde: ‘De Islām houdt in dat je Allāh aanbidt en Hem niets aan deelgenoten toekent, het gebed tot stand brengt, de verplichte Zakāh afdraagt en Ramaḍān vast.’
Hij vroeg: ‘Wat is de Iḥsān?’ Hij antwoordde: ‘Dat je Allāh aanbidt alsof je Hem ziet. En als je Hem niet ziet dat (je weet dat) Hij jou ziet.’
Hij vroeg: ‘Wanneer is het Uur?’ Hij antwoordde: ‘De ondervraagde heeft daar niet meer kennis over dan de vraagsteller. Maar ik zal je vertellen over haar tekenen: wanneer een slavin haar meester baart, en wanneer de kamelenhoeders wedijveren in hoogbouw. En het behoort tot vijf zaken waar alleen Allāh kennis over heeft.’
Vervolgens reciteerde de Profeet ﷺ: ‘{Voorwaar, bij Allāh is de kennis van het Uur...} [Luqmān 31:34]’ tot het einde van de Āyah. Vervolgens vertrok de man. Hij (ﷺ) zei: ‘Breng hem terug.’ Maar zij zagen niets meer. Hij zei: ‘Dat was Jibrīl. Hij was gekomen om de mensen hun religie te onderwijzen.’”
Abū ʿAbdillāh (al-Bukhārī) zei: “Hij rekende dit allemaal tot al-ʾĪmān.”
حَدَّثَنَا مُسَدَّدٌ، قَالَ حَدَّثَنَا إِسْمَاعِيلُ بْنُ إِبْرَاهِيمَ، أَخْبَرَنَا أَبُو حَيَّانَ التَّيْمِيُّ، عَنْ أَبِي زُرْعَةَ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، قَالَ كَانَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم بَارِزًا يَوْمًا لِلنَّاسِ،
فَأَتَاهُ جِبْرِيلُ فَقَالَ مَا الإِيمَانُ قَالَ "الإِيمَانُ أَنْ تُؤْمِنَ بِاللَّهِ وَمَلاَئِكَتِهِ وَبِلِقَائِهِ وَرُسُلِهِ، وَتُؤْمِنَ بِالْبَعْثِ".
قَالَ مَا الإِسْلاَمُ قَالَ "الإِسْلاَمُ أَنْ تَعْبُدَ اللَّهَ وَلاَ تُشْرِكَ بِهِ، وَتُقِيمَ الصَّلاَةَ، وَتُؤَدِّيَ الزَّكَاةَ الْمَفْرُوضَةَ، وَتَصُومَ رَمَضَانَ".
قَالَ مَا الإِحْسَانُ قَالَ "أَنْ تَعْبُدَ اللَّهَ كَأَنَّكَ تَرَاهُ، فَإِنْ لَمْ تَكُنْ تَرَاهُ فَإِنَّهُ يَرَاكَ".
قَالَ مَتَى السَّاعَةُ قَالَ "مَا الْمَسْئُولُ عَنْهَا بِأَعْلَمَ مِنَ السَّائِلِ، وَسَأُخْبِرُكَ عَنْ أَشْرَاطِهَا إِذَا وَلَدَتِ الأَمَةُ رَبَّهَا، وَإِذَا تَطَاوَلَ رُعَاةُ الإِبِلِ الْبُهْمُ فِي الْبُنْيَانِ، فِي خَمْسٍ لاَ يَعْلَمُهُنَّ إِلاَّ اللَّهُ ". ثُمَّ تَلاَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم {إِنَّ اللَّهَ عِنْدَهُ عِلْمُ السَّاعَةِ} الآيَةَ. ثُمَّ أَدْبَرَ فَقَالَ " رُدُّوهُ ". فَلَمْ يَرَوْا شَيْئًا. فَقَالَ" هَذَا جِبْرِيلُ جَاءَ يُعَلِّمُ النَّاسَ دِينَهُمْ ".
قَالَ أَبُو عَبْدِ اللَّهِ جَعَلَ ذَلِكَ كُلَّهُ مِنَ الإِيمَانِ.