Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(80) Kitāb: Smeekbeden
(٨٠) كتاب الدعوات
Hoofdstuk (11): Takbier en tasbieh als men gaat slapen
(١١) باب التَّكْبِيرِ وَالتَّسْبِيحِ عِنْدَ الْمَنَامِ
‘Alie heeft overgeleverd: Dat Fatimah عليهما السلام klaagde over de last aan haar handen vanwege de handmolen. Ze ging toen naar de profeet صلى الله عليه وسلم om te vragen om een werker, maar ze kon hem niet vinden. Toen vertelde ze het aan ‘Aisha. Toen hij kwam, lichtte zij hem in. Toen kwam hij naar ons toe en wij waren toen al in bed gaan liggen. Ik wilde opstaan, waarna hij zei: ‘Blijf op je plek.’ Toen ging hij tussen ons zitten, ik voelde de kou van zijn voeten op mijn borst. Hij zei toen: ‘Zal ik jullie wijzen op iets wat beter is dan een werker? Als jullie naar bed gaan, dat jullie 33 keer Allaahu akbar zeggen, 33 keer subhaan Allaah en 33 kaar alhamdulillah; dit is namelijk beter voor jullie dan een werker.’” En het is overgeleverd van Ibn Sirien: “34 keer subhaan Allaah.”
حَدَّثَنَا سُلَيْمَانُ بْنُ حَرْبٍ، حَدَّثَنَا شُعْبَةُ، عَنِ الْحَكَمِ، عَنِ ابْنِ أَبِي لَيْلَى، عَنْ عَلِيٍّ، أَنَّ فَاطِمَةَ ـ عَلَيْهِمَا السَّلاَمُ ـ شَكَتْ مَا تَلْقَى فِي يَدِهَا مِنَ الرَّحَى، فَأَتَتِ النَّبِيَّ صلى الله عليه وسلم تَسْأَلُهُ خَادِمًا، فَلَمْ تَجِدْهُ، فَذَكَرَتْ ذَلِكَ لِعَائِشَةَ، فَلَمَّا جَاءَ أَخْبَرَتْهُ. قَالَ فَجَاءَنَا وَقَدْ أَخَذْنَا مَضَاجِعَنَا، فَذَهَبْتُ أَقُومُ فَقَالَ " مَكَانَكِ ". فَجَلَسَ بَيْنَنَا حَتَّى وَجَدْتُ بَرْدَ قَدَمَيْهِ عَلَى صَدْرِي فَقَالَ " أَلاَ أَدُلُّكُمَا عَلَى مَا هُوَ خَيْرٌ لَكُمَا مِنْ خَادِمٍ، إِذَا أَوَيْتُمَا إِلَى فِرَاشِكُمَا، أَوْ أَخَذْتُمَا مَضَاجِعَكُمَا، فَكَبِّرَا ثَلاَثًا وَثَلاَثِينَ، وَسَبِّحَا ثَلاَثًا وَثَلاَثِينَ، وَاحْمَدَا ثَلاَثًا وَثَلاَثِينَ، فَهَذَا خَيْرٌ لَكُمَا مِنْ خَادِمٍ ". وَعَنْ شُعْبَةَ عَنْ خَالِدٍ عَنِ ابْنِ سِيرِينَ قَالَ التَّسْبِيحُ أَرْبَعٌ وَثَلاَثُونَ.