Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(80) Kitāb: Smeekbeden

(٨٠) كتاب الدعوات

Hoofdstuk (19): De uitspraak van Allaah تعالى: "En verricht een smeekbede over hen.” [9:103]

(١٩) باب قَوْلِ اللَّهِ تَعَالَى ‏{‏وَصَلِّ عَلَيْهِمْ‏}‏

Djarier zei: “De boodschapper van Allaah صلى الله عليه وسلم zei tegen me: “Verlos je me niet van dhul-Khalasa?’ Dit was een afgodsbeeld dat zij aanbaden en dit werd al-Ka’bah al-Yamaaniyyah genoemd. Ik zei: ‘O boodschapper van Allaah صلى الله عليه وسلم, ik ben een persoon die niet stevig op een paard kan zitten.’ Toen sloeg hij me op mijn borst en zei: ‘O Allaah, verstevig hem, en maak hem leidend en geleid.’ Toen vertrok ik met vijftig man uit (de stam) Ahmas van mijn volk, ging naar haar en verbrandde haar. Toen kwam ik naar de profeet صلى الله عليه وسلم en zei: ‘O boodschapper van Allaah, bij Allaah, ik ben pas naar u gekomen tot ik haar achter heb gelaten als een kameel met een huidziekte.’ Hij deed toen een smeekbede voor Ahmas en haar cavalerie.”

حَدَّثَنَا عَلِيُّ بْنُ عَبْدِ اللَّهِ، حَدَّثَنَا سُفْيَانُ، عَنْ إِسْمَاعِيلَ، عَنْ قَيْسٍ، قَالَ سَمِعْتُ جَرِيرًا، قَالَ قَالَ لِي رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم ‏"‏ أَلاَ تُرِيحُنِي مِنْ ذِي الْخَلَصَةِ ‏"‏‏.‏ وَهْوَ نُصُبٌ كَانُوا يَعْبُدُونَهُ يُسَمَّى الْكَعْبَةَ الْيَمَانِيَةَ‏.‏ قُلْتُ يَا رَسُولَ اللَّهِ إِنِّي رَجُلٌ لاَ أَثْبُتُ عَلَى الْخَيْلِ، فَصَكَّ فِي صَدْرِي فَقَالَ ‏"‏ اللَّهُمَّ ثَبِّتْهُ وَاجْعَلْهُ هَادِيًا مَهْدِيًّا ‏"‏‏.‏ قَالَ فَخَرَجْتُ فِي خَمْسِينَ مِنْ أَحْمَسَ مِنْ قَوْمِي ـ وَرُبَّمَا قَالَ سُفْيَانُ فَانْطَلَقْتُ فِي عُصْبَةٍ مِنْ قَوْمِي ـ فَأَتَيْتُهَا فَأَحْرَقْتُهَا، ثُمَّ أَتَيْتُ النَّبِيَّ صلى الله عليه وسلم فَقُلْتُ يَا رَسُولَ اللَّهِ، وَاللَّهِ مَا أَتَيْتُكَ حَتَّى تَرَكْتُهَا مِثْلَ الْجَمَلِ الأَجْرَبِ‏.‏ فَدَعَا لأَحْمَسَ وَخَيْلِهَا‏.‏

Referentie:
Kitāb: 80, Hadith: 6333