Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(80) Kitāb: Smeekbeden

(٨٠) كتاب الدعوات

Hoofdstuk (19): De uitspraak van Allaah تعالى: "En verricht een smeekbede over hen.” [9:103]

(١٩) باب قَوْلِ اللَّهِ تَعَالَى ‏{‏وَصَلِّ عَلَيْهِمْ‏}‏

‘Abdullah zei: “De profeet صلى الله عليه وسلم verdeelde een keer (een buit), waarna een man zei: ‘Dit is een verdeling waarmee niet het gezicht van Allaah gewenst is.’ Ik vertelde toen de profeet صلى الله عليه وسلم hierover, waarop hij zo boos werd dat ik het kon aflezen van zijn gezicht. Hij zei: ‘Moge Allaah Moesa genadig zijn, hij is meer dan dit gekwetst en was daar geduldig mee.’”

حَدَّثَنَا حَفْصُ بْنُ عُمَرَ، حَدَّثَنَا شُعْبَةُ، أَخْبَرَنِي سُلَيْمَانُ، عَنْ أَبِي وَائِلٍ، عَنْ عَبْدِ اللَّهِ، قَالَ قَسَمَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم قَسْمًا فَقَالَ رَجُلٌ إِنَّ هَذِهِ لَقِسْمَةٌ مَا أُرِيدَ بِهَا وَجْهُ اللَّهِ‏.‏ فَأَخْبَرْتُ النَّبِيَّ صلى الله عليه وسلم فَغَضِبَ حَتَّى رَأَيْتُ الْغَضَبَ فِي وَجْهِهِ وَقَالَ ‏"‏ يَرْحَمُ اللَّهُ مُوسَى، لَقَدْ أُوذِيَ بِأَكْثَرَ مِنْ هَذَا فَصَبَرَ ‏"‏‏.‏

Referentie:
Kitāb: 80, Hadith: 6336