Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(80) Kitāb: Smeekbeden

(٨٠) كتاب الدعوات

Hoofdstuk (59): Smeekbedes voor de afgodendienaren voor leiding om hen te verenigen

(٥٩) باب الدُّعَاءِ لِلْمُشْرِكِينَ

Abu Hurayrah zei: “at-Tufayl ibn ‘Amr kwam naar de boodschapper van Allaah صلى الله عليه وسلم en zei: ‘O boodschapper van Allaah, Daws is waarlijk ongehoorzaam geweest en heeft geweigerd; doe een smeekbede bij Allaah tegen hen.’ Hierop dachten mensen dat hij een smeekbede tegen hen zou doen. Hij zei: ‘O Allaah, leid Daws en breng hen.’”

حَدَّثَنَا عَلِيٌّ، حَدَّثَنَا سُفْيَانُ، حَدَّثَنَا أَبُو الزِّنَادِ، عَنِ الأَعْرَجِ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ ـ رضى الله عنه ـ قَدِمَ الطُّفَيْلُ بْنُ عَمْرٍو عَلَى رَسُولِ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم فَقَالَ يَا رَسُولَ اللَّهِ إِنَّ دَوْسًا قَدْ عَصَتْ وَأَبَتْ، فَادْعُ اللَّهَ عَلَيْهَا‏.‏ فَظَنَّ النَّاسُ أَنَّهُ يَدْعُو عَلَيْهِمْ، فَقَالَ ‏"‏ اللَّهُمَّ اهْدِ دَوْسًا وَأْتِ بِهِمْ ‏"‏‏.‏

Referentie:
Kitāb: 80, Hadith: 6397