Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(80) Kitāb: Smeekbeden
(٨٠) كتاب الدعوات
Hoofdstuk (66): De deugden van het gedenken van Allaah عزّ وجلّ
(٦٦) باب فَضْلِ ذِكْرِ اللَّهِ عَزَّ وَجَلَّ
Aboe Hurayrah zei: “De boodschapper van Allaah صلى الله عليه وسلم zei: ‘Allaah heeft engelen die wegen afgaan op zoek naar de mensen van de gedenking [van Allaah]. Als zij een groep mensen aantreffen die Allaah gedenken, roepen zij elkaar: 'Kom naar jullie streven. Zij omringen hen vervolgens met hun vleugels tot aan de hemel.’ Hij zei: ‘Vervolgens vraagt hun Heer hen, terwijl Hij het beter weet dan zij: ‘Wat zeggen Mijn dienaren?’ Zij antwoorden: ‘Zij verheerlijken U, spreken Uw Grootheid uit, loven U en prijzen U.’ Hij vraagt hen: ‘Hebben ze Mij gezien?’ Zij antwoorden: 'Nee. Bij Allaah, ze hebben U niet gezien.' Hij zegt dan: ‘Wat als ze Mij wel zouden hebben gezien?’ Zij antwoorden: ‘Als zij U zouden hebben gezien, dan zouden ze U nog meer aanbidden, nog meer prijzen, nog meer loven en nog meer verheerlijken.’ Hij vraagt: ‘Waar vragen ze Mij om?’ Zij antwoorden: ‘Zij vragen U het paradijs.’ Hij vraagt: ‘Hebben ze het dan gezien?’ Zij antwoorden: ‘Nee. Bij Allaah, o onze Heer, ze hebben het niet gezien.’ Hij vraagt: ‘Wat als ze het wel zouden hebben gezien?’ Zij antwoorden: ‘Als ze het zouden hebben gezien, dan zouden ze er nog meer gespitst op zijn, het nog meer nastreven en het nog liever willen hebben.’ Hij vraagt: ‘Waar vragen zij bescherming tegen?’ Zij antwoorden: ‘Tegen het vuur.’ Hij vraagt: ‘Hebben ze het dan gezien?’ Zij antwoorden: ‘Nee. Bij Allaah, o onze Heer, ze hebben het niet gezien.’ Hij vraagt: ‘Wat als ze het wel zouden hebben gezien?’ Zij antwoorden: ‘Als ze het zouden hebben gezien, dan zouden ze er nog harder voor wegrennen en er nog banger voor zijn.’ Hij zegt: ‘Ik laat jullie ervan getuigen dat Ik hun heb vergeven.’ Eén van de engelen zal dan zeggen: ‘Die-en-die bevindt zich met hen, maar hij behoort niet tot hen. Hij is alleen maar vanwege een behoefte gekomen.’ Hij antwoordt: ‘Zij zijn het genootschap van wie degene die zich in hun gezelschap bevindt niet ongelukkig wordt.’”
حَدَّثَنَا قُتَيْبَةُ بْنُ سَعِيدٍ، حَدَّثَنَا جَرِيرٌ، عَنِ الأَعْمَشِ، عَنْ أَبِي صَالِحٍ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، قَالَ قَالَ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم " إِنَّ لِلَّهِ مَلاَئِكَةً يَطُوفُونَ فِي الطُّرُقِ، يَلْتَمِسُونَ أَهْلَ الذِّكْرِ، فَإِذَا وَجَدُوا قَوْمًا يَذْكُرُونَ اللَّهَ تَنَادَوْا هَلُمُّوا إِلَى حَاجَتِكُمْ. قَالَ فَيَحُفُّونَهُمْ بِأَجْنِحَتِهِمْ إِلَى السَّمَاءِ الدُّنْيَا. قَالَ فَيَسْأَلُهُمْ رَبُّهُمْ وَهْوَ أَعْلَمُ مِنْهُمْ مَا يَقُولُ عِبَادِي قَالُوا يَقُولُونَ يُسَبِّحُونَكَ، وَيُكَبِّرُونَكَ، وَيَحْمَدُونَكَ وَيُمَجِّدُونَكَ. قَالَ فَيَقُولُ هَلْ رَأَوْنِي قَالَ فَيَقُولُونَ لاَ وَاللَّهِ مَا رَأَوْكَ. قَالَ فَيَقُولُ وَكَيْفَ لَوْ رَأَوْنِي قَالَ يَقُولُونَ لَوْ رَأَوْكَ كَانُوا أَشَدَّ لَكَ عِبَادَةً، وَأَشَدَّ لَكَ تَمْجِيدًا، وَأَكْثَرَ لَكَ تَسْبِيحًا. قَالَ يَقُولُ فَمَا يَسْأَلُونِي قَالَ يَسْأَلُونَكَ الْجَنَّةَ. قَالَ يَقُولُ وَهَلْ رَأَوْهَا قَالَ يَقُولُونَ لاَ وَاللَّهِ يَا رَبِّ مَا رَأَوْهَا. قَالَ يَقُولُ فَكَيْفَ لَوْ أَنَّهُمْ رَأَوْهَا قَالَ يَقُولُونَ لَوْ أَنَّهُمْ رَأَوْهَا كَانُوا أَشَدَّ عَلَيْهَا حِرْصًا، وَأَشَدَّ لَهَا طَلَبًا، وَأَعْظَمَ فِيهَا رَغْبَةً. قَالَ فَمِمَّ يَتَعَوَّذُونَ قَالَ يَقُولُونَ مِنَ النَّارِ. قَالَ يَقُولُ وَهَلْ رَأَوْهَا قَالَ يَقُولُونَ لاَ وَاللَّهِ مَا رَأَوْهَا. قَالَ يَقُولُ فَكَيْفَ لَوْ رَأَوْهَا قَالَ يَقُولُونَ لَوْ رَأَوْهَا كَانُوا أَشَدَّ مِنْهَا فِرَارًا، وَأَشَدَّ لَهَا مَخَافَةً. قَالَ فَيَقُولُ فَأُشْهِدُكُمْ أَنِّي قَدْ غَفَرْتُ لَهُمْ. قَالَ يَقُولُ مَلَكٌ مِنَ الْمَلاَئِكَةِ فِيهِمْ فُلاَنٌ لَيْسَ مِنْهُمْ إِنَّمَا جَاءَ لِحَاجَةٍ. قَالَ هُمُ الْجُلَسَاءُ لاَ يَشْقَى بِهِمْ جَلِيسُهُمْ ". رَوَاهُ شُعْبَةُ عَنِ الأَعْمَشِ وَلَمْ يَرْفَعْهُ. وَرَوَاهُ سُهَيْلٌ عَنْ أَبِيهِ عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ عَنِ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم.