Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(84) Kitāb: Boetedoeningen voor Verbroken Eden
(٨٤) كتاب كفارات الأيمان
Hoofdstuk (2): De Uitspraak van Allāh (Verheven is Hij): {Allāh heeft voor jullie de ontbinding van jullie eden reeds voorgeschreven, en Allāh is jullie Meester, en Hij is de Alwetende, de Alwijze.}
(٢) بَابُ قَوْلِهِ تَعَالَى: {قَدْ فَرَضَ اللَّهُ لَكُمْ تَحِلَّةَ أَيْمَانِكُمْ وَاللَّهُ مَوْلاَكُمْ وَهْوَ الْعَلِيمُ الْحَكِيمُ}
Overgeleverd van Abū Hurayrah, dat een man naar de Profeet ﷺ kwam en zei: “Ik ben verloren!” Hij vroeg: “Wat is er met jou aan de hand?” Hij zei: “Ik heb gemeenschap gehad met mijn vrouw (terwijl ik vastte) in Ramaḍān.” Hij zei: “Kun jij een slaaf bevrijden?” Hij zei: “Nee.” Hij zei: “Kun jij twee opeenvolgende maanden vasten?” Hij zei: “Nee.” Hij zei: “Kun jij zestig behoeftigen voeden?” Hij zei: “Nee.” Hij zei: “Ga zitten.” Daarop ging hij zitten. Vervolgens werd er bij de Profeet ﷺ een ʿiraq gebracht met daarin dadels – en de ʿiraq is een grote mand – en hij zei: “Neem dit en geef het als liefdadigheid.” Hij zei: “Aan mensen die armer zijn dan wij?” Toen lachte de Profeet ﷺ totdat zijn kiezen zichtbaar werden, en hij zei: “Geef het te eten aan jouw gezin.”
حَدَّثَنَا عَلِيُّ بْنُ عَبْدِ اللَّهِ، حَدَّثَنَا سُفْيَانُ، عَنِ الزُّهْرِيِّ، قَالَ سَمِعْتُهُ مِنْ، فِيهِ عَنْ حُمَيْدِ بْنِ عَبْدِ الرَّحْمَنِ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، قَالَ جَاءَ رَجُلٌ إِلَى النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم فَقَالَ هَلَكْتُ. قَالَ " مَا شَأْنُكَ ". قَالَ وَقَعْتُ عَلَى امْرَأَتِي فِي رَمَضَانَ. قَالَ " تَسْتَطِيعُ تُعْتِقُ رَقَبَةً ". قَالَ لاَ. قَالَ " فَهَلْ تَسْتَطِيعُ أَنْ تَصُومَ شَهْرَيْنِ مُتَتَابِعَيْنِ ". قَالَ لاَ. قَالَ " فَهَلْ تَسْتَطِيعُ أَنْ تُطْعِمَ سِتِّينَ مِسْكِينًا ". قَالَ لاَ. قَالَ " اجْلِسْ ". فَجَلَسَ فَأُتِيَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم بِعَرَقٍ فِيهِ تَمْرٌ ـ وَالْعَرَقُ الْمِكْتَلُ الضَّخْمُ ـ قَالَ " خُذْ هَذَا، فَتَصَدَّقْ بِهِ ". قَالَ أَعَلَى أَفْقَرَ مِنَّا، فَضَحِكَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم حَتَّى بَدَتْ نَوَاجِذُهُ قَالَ " أَطْعِمْهُ عِيَالَكَ ".