Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(92) Kitāb: De Beproevingen

(٩٢) كتاب الفتن

Hoofdstuk (1): Wat is overgeleverd over de uitspraak van Allāh: {En vrees een Fitnah die niet slechts de onrechtplegers onder jullie zal treffen.} [Al-Anfāl 8:25]

(١) بَابُ مَا جَاءَ فِي قَوْلِ اللَّهِ تَعَالَى: {وَاتَّقُوا فِتْنَةً لاَ تُصِيبَنَّ الَّذِينَ ظَلَمُوا مِنْكُمْ خَاصَّةً}

Overgeleverd van Asmāʾ, dat de Profeet zei: “Ik ben bij mijn Ḥawḍ, wachtend op diegenen die bij mij zullen aankomen. Vervolgens zullen enkele mensen van mij worden weggehaald, waarop ik zal zeggen: ‘Mijn gemeenschap!’ Dan zal er gezegd worden: ‘Jij weet niet dat zij (na jou) zijn teruggekeerd.’”

Ibn Abī Mulaykah zei: “O Allāh, wij zoeken toevlucht bij U dat wij terugkeren op onze hielen (naar ongeloof) of dat wij worden beproefd.”

حَدَّثَنَا عَلِيُّ بْنُ عَبْدِ اللَّهِ، حَدَّثَنَا بِشْرُ بْنُ السَّرِيِّ، حَدَّثَنَا نَافِعُ بْنُ عُمَرَ، عَنِ ابْنِ أَبِي مُلَيْكَةَ، قَالَ قَالَتْ أَسْمَاءُ عَنِ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم قَالَ ‏"‏ أَنَا عَلَى، حَوْضِي أَنْتَظِرُ مَنْ يَرِدُ عَلَىَّ، فَيُؤْخَذُ بِنَاسٍ مِنْ دُونِي فَأَقُولُ أُمَّتِي‏.‏ فَيَقُولُ لاَ تَدْرِي، مَشَوْا عَلَى الْقَهْقَرَى ‏"‏‏.‏ قَالَ ابْنُ أَبِي مُلَيْكَةَ اللَّهُمَّ إِنَّا نَعُوذُ بِكَ أَنْ نَرْجِعَ عَلَى أَعْقَابِنَا أَوْ نُفْتَنَ‏.‏

Referentie:
Kitāb: 92, Hadith: 7048