Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(92) Kitāb: De Beproevingen

(٩٢) كتاب الفتن

Hoofdstuk (2): De Profeet zei: “Jullie zullen na mij zaken zien die jullie afkeuren.”

(٢) باب قَوْلِ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم ‏"‏ سَتَرَوْنَ بَعْدِي أُمُورًا تُنْكِرُونَهَا ‏"‏

Overgeleverd van Junādah ibn Abī Umayyah, hij zei: “We kwamen bij ʿUbādah ibn aṣ-Ṣāmit terwijl hij ziek was, (waarop) wij zeiden: ‘Moge Allāh je staat verbeteren, vertel ons een overlevering die je hebt gehoord van de Profeet , moge Allāh jou ermee baten.’

Hij zei: ‘De Profeet riep ons bijeen, waarna wij hem de eed van trouw gaven. Onder de voorwaarden die hij ons oplegde bij het afnemen van de eed, was dat wij zouden luisteren en gehoorzamen; zowel in wat wij graag als in wat wij niet graag hebben, in voorspoed en tegenspoed, en zelfs wanneer anderen boven ons werden verkozen. En dat wij het gezag niet zouden betwisten, tenzij wij overduidelijk ongeloof zouden zien, waarvoor wij een duidelijk bewijs van Allāh hebben.’”

حَدَّثَنَا إِسْمَاعِيلُ، حَدَّثَنِي ابْنُ وَهْبٍ، عَنْ عَمْرٍو، عَنْ بُكَيْرٍ، عَنْ بُسْرِ بْنِ سَعِيدٍ، عَنْ جُنَادَةَ بْنِ أَبِي أُمَيَّةَ، قَالَ دَخَلْنَا عَلَى عُبَادَةَ بْنِ الصَّامِتِ وَهْوَ مَرِيضٌ قُلْنَا أَصْلَحَكَ اللَّهُ حَدِّثْ بِحَدِيثٍ، يَنْفَعُكَ اللَّهُ بِهِ سَمِعْتَهُ مِنَ النَّبِيِّ، صلى الله عليه وسلم‏.‏ قَالَ دَعَانَا النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم فَبَايَعْنَاهُ فَقَالَ فِيمَا أَخَذَ عَلَيْنَا أَنْ بَايَعَنَا عَلَى السَّمْعِ وَالطَّاعَةِ، فِي مَنْشَطِنَا وَمَكْرَهِنَا، وَعُسْرِنَا، وَيُسْرِنَا، وَأَثَرَةٍ عَلَيْنَا، وَأَنْ لاَ نُنَازِعَ الأَمْرَ أَهْلَهُ، إِلاَّ أَنْ تَرَوْا كُفْرًا بَوَاحًا، عِنْدَكُمْ مِنَ اللَّهِ فِيهِ بُرْهَانٌ‏.‏

Referentie:
Kitāb: 92, Hadith: 7055