Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(92) Kitāb: De Beproevingen

(٩٢) كتاب الفتن

Hoofdstuk (5): Het verschijnen van de beproevingen (fitan)

(٥) باب ظُهُورِ الْفِتَنِ

Overgeleverd van Abū Wāʾil, van ʿAbdullāh (ibn Masʿūd) – en ik (Abū Wāʾil) denk dat hij het toeschreef aan de Profeet – hij zei: “Voorafgaand aan het Uur zullen er dagen van al-harj zijn, waarin kennis zal verdwijnen en onwetendheid zal overheersen.” Abū Mūsā zei: “En al-harj is ‘het doden’ in de taal van de Abessijnen (Ḥabashah).”

حَدَّثَنَا مُحَمَّدٌ، حَدَّثَنَا غُنْدَرٌ، حَدَّثَنَا شُعْبَةُ، عَنْ وَاصِلٍ، عَنْ أَبِي وَائِلٍ، عَنْ عَبْدِ اللَّهِ، وَأَحْسِبُهُ رَفَعَهُ قَالَ:‏ «بَيْنَ يَدَيِ السَّاعَةِ أَيَّامُ الْهَرْجِ، يَزُولُ الْعِلْمُ، وَيَظْهَرُ فِيهَا الْجَهْلُ»‏‏.‏ قَالَ أَبُو مُوسَى: وَالْهَرْجُ الْقَتْلُ بِلِسَانِ الْحَبَشَةِ‏.‏

Referentie:
Kitāb: 92, Hadith: 7066