Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(92) Kitāb: De Beproevingen
(٩٢) كتاب الفتن
Hoofdstuk (7): De Profeet ﷺ zei: “Wie de wapens tegen ons opneemt, behoort niet tot ons.”
(٧) باب قَوْلِ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم " مَنْ حَمَلَ عَلَيْنَا السِّلاَحَ فَلَيْسَ مِنَّا "
Overgeleverd van Sufyān, hij zei: “Ik zei tegen ʿAmr: ‘O Abū Muḥammed, heb jij Jābir ibn ʿAbdillāh horen zeggen dat een man met pijlen door de moskee liep, en dat de Boodschapper van Allah ﷺ tegen hem zei: ‘Houd ze bij de pijlpunten vast.’’ Hij (ʿAmr) antwoordde: ‘Ja.’”
حَدَّثَنَا عَلِيُّ بْنُ عَبْدِ اللَّهِ، حَدَّثَنَا سُفْيَانُ، قَالَ قُلْتُ لِعَمْرٍو يَا أَبَا مُحَمَّدٍ سَمِعْتَ جَابِرَ بْنَ عَبْدِ اللَّهِ، يَقُولُ مَرَّ رَجُلٌ بِسِهَامٍ فِي الْمَسْجِدِ فَقَالَ لَهُ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم " أَمْسِكْ بِنِصَالِهَا ". قَالَ نَعَمْ.