Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(92) Kitāb: De Beproevingen

(٩٢) كتاب الفتن

Hoofdstuk (7): De uitspraak van de Profeet : “Wie de wapens tegen ons opneemt, behoort niet tot ons.”

(٧) باب قَوْلِ النَّبِيِّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ:‏ «مَنْ حَمَلَ عَلَيْنَا السِّلاَحَ فَلَيْسَ مِنَّا».‏

Overgeleverd van Jābir, hij zei: “Een man liep door de moskee met pijlen waarvan hij de pijlpunten liet uitsteken. Hierop werd hij opgedragen om de pijlpunten vast te pakken zodat hij geen moslim schramt.”

حَدَّثَنَا أَبُو النُّعْمَانِ، حَدَّثَنَا حَمَّادُ بْنُ زَيْدٍ، عَنْ عَمْرِو بْنِ دِينَارٍ، عَنْ جَابِرٍ أَنَّ رَجُلاً، مَرَّ فِي الْمَسْجِدِ بِأَسْهُمٍ قَدْ أَبْدَى نُصُولَهَا، فَأُمِرَ أَنْ يَأْخُذَ بِنُصُولِهَا، لاَ يَخْدِشُ مُسْلِمًا‏.‏

Referentie:
Kitāb: 92, Hadith: 7074