Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(92) Kitāb: De Beproevingen

(٩٢) كتاب الفتن

Hoofdstuk (8): De uitspraak van de Profeet : “Word na mij geen ongelovigen door elkaars nekken te slaan.”

(٨) باب قَوْلِ النَّبِيِّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ: ‏«لاَ تَرْجِعُوا بَعْدِي كُفَّارًا، يَضْرِبُ بَعْضُكُمْ رِقَابَ بَعْضٍ».

Overgeleverd van ʿAbdullāh (ibn Masʿūd), dat de Profeet zei: “Het uitschelden van een moslim is zondigheid (fusūq), en het bestrijden van hem is ongeloof (kufr).”

حَدَّثَنَا عُمَرُ بْنُ حَفْصٍ، حَدَّثَنِي أَبِي، حَدَّثَنَا الأَعْمَشُ، حَدَّثَنَا شَقِيقٌ قَالَ: قَالَ عَبْدُ اللَّهِ: قَالَ النَّبِيُّ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ: «سِبَابُ الْمُسْلِمِ فُسُوقٌ، وَقِتَالُهُ كُفْرٌ‏».‏

Referentie:
Kitāb: 92, Hadith: 7076