Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(92) Kitāb: De Beproevingen

(٩٢) كتاب الفتن

Hoofdstuk (12): Degene die het afkeurde om het aantal (deelnemers) van de fitnah en het onrecht te vermeerderen

(١٢) باب مَنْ كَرِهَ أَنْ يُكَثِّرَ سَوَادَ الْفِتَنِ وَالظُّلْمِ

Overgeleverd van Abi'l-Aswad, hij zei: “Er werd een legereenheid gerekruteerd uit de bevolking van Medina en ik werd hiervoor opgeroepen. Toen kwam ik ʿIkrimah tegen en vertelde hem hierover, hij ontmoedigde mij ten zeerste en zei: ‘Ibn ʿAbbās vertelde mij dat er sommige moslims waren die zich onder de veelgodenaanbidders bevonden en hun aantal tegen de Boodschapper van Allāh vermeerderden. Er zou dan een pijl afgeschoten worden waarbij een van hen werd getroffen en daarbij gedood zou worden. Of een moslim zou hem (met zijn zwaard) slaan en hem doden. Toen openbaarde Allāh de Verhevene: {Voorwaar, degenen van wie de Engelen de zielen nemen terwijl zij zichzelf onrecht aandoen...} [4:97]’”

حَدَّثَنَا عَبْدُ اللَّهِ بْنُ يَزِيدَ، حَدَّثَنَا حَيْوَةُ، وَغَيْرُهُ، قَالاَ حَدَّثَنَا أَبُو الأَسْوَدِ،‏.‏ وَقَالَ اللَّيْثُ عَنْ أَبِي الأَسْوَدِ، قَالَ قُطِعَ عَلَى أَهْلِ الْمَدِينَةِ بَعْثٌ فَاكْتُتِبْتُ فِيهِ فَلَقِيتُ عِكْرِمَةَ فَأَخْبَرْتُهُ فَنَهَانِي أَشَدَّ النَّهْىِ ثُمَّ قَالَ أَخْبَرَنِي ابْنُ عَبَّاسٍ أَنَّ أُنَاسًا مِنَ الْمُسْلِمِينَ كَانُوا مَعَ الْمُشْرِكِينَ يُكَثِّرُونَ سَوَادَ الْمُشْرِكِينَ عَلَى رَسُولِ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم فَيَأْتِي السَّهْمُ فَيُرْمَى فَيُصِيبُ أَحَدَهُمْ، فَيَقْتُلُهُ أَوْ يَضْرِبُهُ فَيَقْتُلُهُ‏.‏ فَأَنْزَلَ اللَّهُ تَعَالَى ‏{‏إِنَّ الَّذِينَ تَوَفَّاهُمُ الْمَلاَئِكَةُ ظَالِمِي أَنْفُسِهِمْ‏}

Referentie:
Kitāb: 92, Hadith: 7085