Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(92) Kitāb: De Beproevingen

(٩٢) كتاب الفتن

Hoofdstuk (15): Het zoeken van toevlucht bij Allah tegen de fitan

(١٥) باب التَّعَوُّذِ مِنَ الْفِتَنِ

En van Anas is (via een andere keten) overgeleverd dat de Profeet van Allāh dit zei, en hij (Anas) zei: “... en elke man had zijn hoofd gewikkeld in zijn kleed en huilde.” En hij zei: “toevlucht zoekend bij Allāh tegen het kwaad van de fitan” of hij zei: “Ik zoek toevlucht bij Allāh tegen het kwaad van de fitan.”

وَقَالَ عَبَّاسٌ النَّرْسِيُّ حَدَّثَنَا يَزِيدُ بْنُ زُرَيْعٍ، حَدَّثَنَا سَعِيدٌ، حَدَّثَنَا قَتَادَةُ، أَنَّ أَنَسًا، حَدَّثَهُمْ أَنَّ نَبِيَّ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم بِهَذَا وَقَالَ كُلُّ رَجُلٍ لاَفًّا رَأْسَهُ فِي ثَوْبِهِ يَبْكِي‏.‏ وَقَالَ عَائِذًا بِاللَّهِ مِنْ سُوءِ الْفِتَنِ‏.‏ أَوْ قَالَ أَعُوذُ بِاللَّهِ مِنْ سُوءِ الْفِتَنِ‏.‏

Referentie:
Kitāb: 92, Hadith: 7090