Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(92) Kitāb: De Beproevingen
(٩٢) كتاب الفتن
Hoofdstuk (17): De fitnah die als zeegolven heen en weer slaat
(١٧) باب الْفِتْنَةِ الَّتِي تَمُوجُ كَمَوْجِ الْبَحْرِ
Overgeleverd van Saʿīd ibn al-Musayyab, van Abū Mūsā al-Ashʿarī, die zei:
“De Profeet ﷺ ging op een keer naar een tuin van de tuinen van Medina om in zijn behoefte te voorzien. Ik ging hem achterna, en toen hij de tuin binnenging, ging ik bij de poort zitten en zei tegen mezelf: ‘Vandaag zal ik de poortwachter van de Profeet ﷺ zijn,’ ook al had hij mij dat niet opgedragen.
De Profeet ﷺ had zijn behoefte gedaan en ging vervolgens op de rand van de waterput zitten. Hij ontblootte zijn onderbenen en liet ze in de put hangen.
Toen kwam Abū Bakr en vroeg toestemming om binnen te komen. Ik zei: ‘Blijf even staan, ik zal toestemming voor je vragen.’
Hij bleef wachten, en ik ging naar de Profeet ﷺ en zei: ‘O Profeet van Allāh, Abū Bakr vraagt toestemming om binnen te komen.’
Hij zei: ‘Sta hem toe om binnen te komen, en geef hem het goede nieuws van het Paradijs.’
Abū Bakr kwam binnen, ging rechts van de Profeet ﷺ zitten, ontblootte zijn onderbenen en liet ze in de put hangen.
Toen kwam ʿUmar, en ook tegen hem zei ik: ‘Blijf even staan, ik zal toestemming voor je vragen.’
De Profeet ﷺ zei: ‘Sta hem toe om binnen te komen, en geef hem het goede nieuws van het Paradijs.’
ʿUmar kwam binnen, ging links van de Profeet ﷺ zitten, ontblootte zijn onderbenen en liet ze in de put hangen. De rand van de put was nu vol – er was geen plaats meer over om te zitten.
Daarna kwam ʿUthmān. Ook tegen hem zei ik: ‘Blijf even staan, ik zal toestemming voor je vragen.’
De Profeet ﷺ zei: ‘Sta hem toe om binnen te komen, en geef hem het goede nieuws van het Paradijs, met een beproeving die hem zal treffen.’
ʿUthmān kwam binnen, maar vond geen plek bij hen, dus draaide hij zich om en ging naar de overkant, aan de andere rand van de put. Hij ontblootte zijn onderbenen en liet ze in de put hangen.
Toen begon ik (Abū Mūsā) te hopen dat een van mijn broers zou komen, en ik smeekte Allāh dat hij zou verschijnen.”
Ibn al-Musayyib zei: “Ik interpreteerde dit als een verwijzing naar hun graven. Ze liggen samen bij elkaar en [het graf van] ʿUthmān is afgezonderd.”
حَدَّثَنَا سَعِيدُ بْنُ أَبِي مَرْيَمَ، أَخْبَرَنَا مُحَمَّدُ بْنُ جَعْفَرٍ، عَنْ شَرِيكِ بْنِ عَبْدِ اللَّهِ، عَنْ سَعِيدِ بْنِ الْمُسَيَّبِ، عَنْ أَبِي مُوسَى الأَشْعَرِيِّ، قَالَ خَرَجَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم إِلَى حَائِطٍ مِنْ حَوَائِطِ الْمَدِينَةِ لِحَاجَتِهِ، وَخَرَجْتُ فِي إِثْرِهِ، فَلَمَّا دَخَلَ الْحَائِطَ جَلَسْتُ عَلَى بَابِهِ وَقُلْتُ لأَكُونَنَّ الْيَوْمَ بَوَّابَ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم وَلَمْ يَأْمُرْنِي فَذَهَبَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم وَقَضَى حَاجَتَهُ، وَجَلَسَ عَلَى قُفِّ الْبِئْرِ، فَكَشَفَ عَنْ سَاقَيْهِ وَدَلاَّهُمَا فِي الْبِئْرِ، فَجَاءَ أَبُو بَكْرٍ يَسْتَأْذِنُ عَلَيْهِ لِيَدْخُلَ فَقُلْتُ كَمَا أَنْتَ حَتَّى أَسْتَأْذِنَ لَكَ، فَوَقَفَ فَجِئْتُ إِلَى النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم فَقُلْتُ يَا نَبِيَّ اللَّهِ أَبُو بَكْرٍ يَسْتَأْذِنُ عَلَيْكَ. قَالَ " ائْذَنْ لَهُ، وَبَشِّرْهُ بِالْجَنَّةِ ". فَدَخَلَ فَجَاءَ عَنْ يَمِينِ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم فَكَشَفَ عَنْ سَاقَيْهِ وَدَلاَّهُمَا فِي الْبِئْرِ، فَجَاءَ عُمَرُ فَقُلْتُ كَمَا أَنْتَ حَتَّى أَسْتَأْذِنَ لَكَ. فَقَالَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم " ائْذَنْ لَهُ، وَبَشِّرْهُ بِالْجَنَّةِ ". فَجَاءَ عَنْ يَسَارِ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم فَكَشَفَ عَنْ سَاقَيْهِ فَدَلاَّهُمَا فِي الْبِئْرِ، فَامْتَلأَ الْقُفُّ فَلَمْ يَكُنْ فِيهِ مَجْلِسٌ، ثُمَّ جَاءَ عُثْمَانُ فَقُلْتُ كَمَا أَنْتَ حَتَّى أَسْتَأْذِنَ لَكَ. فَقَالَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم " ائْذَنْ لَهُ، وَبَشِّرْهُ بِالْجَنَّةِ، مَعَهَا بَلاَءٌ يُصِيبُهُ ". فَدَخَلَ فَلَمْ يَجِدْ مَعَهُمْ مَجْلِسًا، فَتَحَوَّلَ حَتَّى جَاءَ مُقَابِلَهُمْ عَلَى شَفَةِ الْبِئْرِ، فَكَشَفَ عَنْ سَاقَيْهِ ثُمَّ دَلاَّهُمَا فِي الْبِئْرِ. فَجَعَلْتُ أَتَمَنَّى أَخًا لِي وَأَدْعُو اللَّهَ أَنْ يَأْتِيَ. قَالَ ابْنُ الْمُسَيَّبِ فَتَأَوَّلْتُ ذَلِكَ قُبُورَهُمُ اجْتَمَعَتْ هَا هُنَا وَانْفَرَدَ عُثْمَانُ.