Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(92) Kitāb: De Beproevingen

(٩٢) كتاب الفتن

Hoofdstuk (21): Wanneer iemand in het bijzijn van een groep iets zegt, en vervolgens weggaat en iets anders zegt

(٢١) باب إِذَا قَالَ عِنْدَ قَوْمٍ شَيْئًا ثُمَّ خَرَجَ فَقَالَ بِخِلاَفِهِ

Overgeleverd van Nāfiʿ, hij zei: “Toen de mensen van Medina; Yazīd ibn Muʿāwiyah afzetten, verzamelde Ibn ʿUmar zijn dienaren en huishouden, en zei tegen hen: ‘Ik heb de Profeet horen zeggen: ‘Voor iedere verrader zal er op de Dag der Opstanding een vlag worden gehesen.’ En wij hebben deze man trouw gezworen in overeenstemming met de voorwaarden die Allāh en Zijn Boodschapper hebben gesteld. En ik ken geen groter verraad dan dat er trouw wordt gezworen aan een man, in overeenstemming met de voorwaarden die Allāh en Zijn Boodschapper hebben gesteld, en dat hij vervolgens wordt bestreden. En als ik ooit te weten kom dat iemand van jullie hem heeft afgezet, of de eed van trouw heeft gegeven (aan iemand anders) in deze zaak, dan zal dat de scheidslijn zijn tussen mij en hem.’”

حَدَّثَنَا سُلَيْمَانُ بْنُ حَرْبٍ، حَدَّثَنَا حَمَّادُ بْنُ زَيْدٍ، عَنْ أَيُّوبَ، عَنْ نَافِعٍ، قَالَ لَمَّا خَلَعَ أَهْلُ الْمَدِينَةِ يَزِيدَ بْنَ مُعَاوِيَةَ جَمَعَ ابْنُ عُمَرَ حَشَمَهُ وَوَلَدَهُ فَقَالَ إِنِّي سَمِعْتُ النَّبِيَّ صلى الله عليه وسلم يَقُولُ ‏"‏ يُنْصَبُ لِكُلِّ غَادِرٍ لِوَاءٌ يَوْمَ الْقِيَامَةِ ‏"‏‏.‏ وَإِنَّا قَدْ بَايَعْنَا هَذَا الرَّجُلَ عَلَى بَيْعِ اللَّهِ وَرَسُولِهِ، وَإِنِّي لاَ أَعْلَمُ غَدْرًا أَعْظَمَ مِنْ أَنْ يُبَايَعَ رَجُلٌ عَلَى بَيْعِ اللَّهِ وَرَسُولِهِ، ثُمَّ يُنْصَبُ لَهُ الْقِتَالُ، وَإِنِّي لاَ أَعْلَمُ أَحَدًا مِنْكُمْ خَلَعَهُ، وَلاَ بَايَعَ فِي هَذَا الأَمْرِ، إِلاَّ كَانَتِ الْفَيْصَلَ بَيْنِي وَبَيْنَهُ‏.‏

Referentie:
Kitāb: 92, Hadith: 7111