Overgeleverd van Muʿādh ibn Jabal, hij zei: “De Profeet ﷺ zei: ‘O Muʿādh, weet je wat het recht van Allāh over de dienaren is?’” Muʿādh antwoordde: “Allāh en Zijn Boodschapper weten het beter.” De Profeet zei: “Dat ze Hem aanbidden en niets als deelgenoot aan Hem toekennen. Weet je wat hun recht over Hem is?” Muʿādh antwoordde: “Allāh en Zijn Boodschapper weten het beter.” De Profeet zei: “Dat Hij hen (dan) niet straft.”