Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(97) Kitāb: At-Tawḥīd (Monotheïsme)
(٩٧) كتاب التوحيد
Hoofdstuk (15): De Uitspraak van Allāh (Verheven is Hij): {En Allāh waarschuwt jullie voor Zichzelf.} [3:28]
(١٥) باب قَوْلِ اللَّهِ تَعَالَى <a href="https://quran.com/3/28-28">{وَيُحَذِّرُكُمُ اللَّهُ نَفْسَهُ}</a>
Overgeleverd van Abū Hurayrah h, hij zei: De Profeet ﷺ zei: “Allāh (Verheven is Hij) zei: ‘Ik ben bij de gedachte van Mijn dienaar over Mij, en Ik ben met hem (middels Hulp, Leiding, e.d., terwijl Hij Zelf boven de Troon is) wanneer hij Mij gedenkt. Als hij Mij gedenkt bij zichzelf, dan vermeld Ik hem bij Mijzelf, en als hij Mij gedenkt onder een groep, dan vermeld Ik hem onder een betere groep. En als hij een handspan nader tot Mij komt (middels daden), dan kom Ik met een elleboogslengte nader tot hem (middels beloning). En als hij een elleboogslengte nader tot Mij komt (middels daden), dan kom Ik een vadem (d.w.z. de afstand tussen twee zijwaarts uitgestrekte armen) nader tot Hem (middels beloning). En als hij lopend naar Mij toekomt (middels daden), dan kom Ik snellopend naar hem toe (middels beloning).’”
حَدَّثَنَا عُمَرُ بْنُ حَفْصٍ، حَدَّثَنَا أَبِي، حَدَّثَنَا الأَعْمَشُ، سَمِعْتُ أَبَا صَالِحٍ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ ـ رضى الله عنه ـ قَالَ قَالَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم " يَقُولُ اللَّهُ تَعَالَى أَنَا عِنْدَ ظَنِّ عَبْدِي بِي، وَأَنَا مَعَهُ إِذَا ذَكَرَنِي، فَإِنْ ذَكَرَنِي فِي نَفْسِهِ ذَكَرْتُهُ فِي نَفْسِي، وَإِنْ ذَكَرَنِي فِي مَلأٍ ذَكَرْتُهُ فِي مَلأٍ خَيْرٍ مِنْهُمْ، وَإِنْ تَقَرَّبَ إِلَىَّ بِشِبْرٍ تَقَرَّبْتُ إِلَيْهِ ذِرَاعًا، وَإِنْ تَقَرَّبَ إِلَىَّ ذِرَاعًا تَقَرَّبْتُ إِلَيْهِ بَاعًا، وَإِنْ أَتَانِي يَمْشِي أَتَيْتُهُ هَرْوَلَةً ".