Ṣaḥīḥ al-Bukhārī

صحيح البخاري

(97) Kitāb: At-Tawḥīd (Monotheïsme)

(٩٧) كتاب التوحيد

Hoofdstuk (22): {En Zijn Troon bevond zich op het water.} [11:17] {En Hij is de Eigenaar van de Geweldige Troon. {129}} [9:129]

(٢٢) بَابُ: <a href="https://quran.com/11/7-7">{وَكَانَ عَرْشُهُ عَلَى الْمَاءِ}، {وَهُوَ رَبُّ الْعَرْشِ الْعَظِيمِ}</a>

Overgeleverd van Abū Hurayrah, dat de Profeet zei: “Wie gelooft in Allāh en Zijn Boodschapper, het gebed verricht en de Ramaḍān vast, dan is het een recht (van deze dienaar) over Allāh dat Hij hem het Paradijs doet binnentreden: of hij nu geëmigreerd is op het pad van Allāh, of bleef zitten in het land waarin hij geboren werd.” Ze zeiden: “O Boodschapper van Allāh, zullen we de mensen dan niet daarover berichten?” Hij zei: “Voorwaar, in het Paradijs zijn er honderd graden die Allāh voorbereid heeft voor de strijders (al-Mujāhidīn) op Zijn pad: tussen iedere twee graden is [een afstand] zoals wat er tussen de hemel en de aarde is. Dus wanneer jullie Allāh vragen, vraag Hem dan al-Firdaws, want dat is het middelste van het Paradijs en het hoogste van het Paradijs. Daarboven is de Troon van de Genadevolle, en daaruit ontspringen de rivieren van het Paradijs.”

حَدَّثَنَا إِبْرَاهِيمُ بْنُ الْمُنْذِرِ، حَدَّثَنِي مُحَمَّدُ بْنُ فُلَيْحٍ، قَالَ حَدَّثَنِي أَبِي، حَدَّثَنِي هِلاَلٌ، عَنْ عَطَاءِ بْنِ يَسَارٍ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، عَنِ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم قَالَ ‏"‏ مَنْ آمَنَ بِاللَّهِ وَرَسُولِهِ، وَأَقَامَ الصَّلاَةَ، وَصَامَ رَمَضَانَ، كَانَ حَقًّا عَلَى اللَّهِ أَنْ يُدْخِلَهُ الْجَنَّةَ هَاجَرَ، فِي سَبِيلِ اللَّهِ، أَوْ جَلَسَ فِي أَرْضِهِ الَّتِي وُلِدَ فِيهَا ‏"‏‏.‏ قَالُوا يَا رَسُولَ اللَّهِ أَفَلاَ نُنَبِّئُ النَّاسَ بِذَلِكَ‏.‏ قَالَ ‏"‏ إِنَّ فِي الْجَنَّةِ مِائَةَ دَرَجَةٍ أَعَدَّهَا اللَّهُ لِلْمُجَاهِدِينَ فِي سَبِيلِهِ، كُلُّ دَرَجَتَيْنِ مَا بَيْنَهُمَا كَمَا بَيْنَ السَّمَاءِ وَالأَرْضِ، فَإِذَا سَأَلْتُمُ اللَّهَ فَسَلُوهُ الْفِرْدَوْسَ، فَإِنَّهُ أَوْسَطُ الْجَنَّةِ وَأَعْلَى الْجَنَّةِ، وَفَوْقَهُ عَرْشُ الرَّحْمَنِ، وَمِنْهُ تَفَجَّرُ أَنْهَارُ الْجَنَّةِ ‏"‏‏.‏

Referentie:
Kitāb: 97, Hadith: 7423