Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(97) Kitāb: At-Tawḥīd (Monotheïsme)
(٩٧) كتاب التوحيد
Hoofdstuk (22): {En Zijn Troon bevond zich op het water.} [11:17] {En Hij is de Eigenaar van de Geweldige Troon. {129}} [9:129]
(٢٢) بَابُ: <a href="https://quran.com/11/7-7">{وَكَانَ عَرْشُهُ عَلَى الْمَاءِ}، {وَهُوَ رَبُّ الْعَرْشِ الْعَظِيمِ}</a>
Overgeleverd van Abū Dharr, hij zei: “Ik kwam de moskee binnen terwijl de Boodschapper van Allāh ﷺ zat. Toen de zon vervolgens onder ging, zei hij: ‘O Abū Dharr, weet je waar deze (d.w.z. de zon) naar toe gaat?‘ Ik zei: ‘Allāh en Zijn Boodschapper weten het beter.’ Hij (ﷺ) zei: ‘Voorwaar, ze gaat en vraagt toestemming om neer te knielen, waarna er toestemming aan haar gegeven wordt. En het is alsof er (bijna) tegen haar gezegd wordt: ‘Keer terug vanwaar je kwam,’ waarna het zal opkomen vanuit haar westen (op de Dag der Opstanding).’ Vervolgens reciteerde hij (ﷺ): {Dat is een vestigingsplek voor haar.} [36:38], zoals in de recitatie van ʿAbdullāh (ibn Masʿūd).”
حَدَّثَنَا يَحْيَى بْنُ جَعْفَرٍ، حَدَّثَنَا أَبُو مُعَاوِيَةَ، عَنِ الأَعْمَشِ، عَنْ إِبْرَاهِيمَ ـ هُوَ التَّيْمِيُّ ـ عَنْ أَبِيهِ، عَنْ أَبِي ذَرٍّ، قَالَ دَخَلْتُ الْمَسْجِدَ وَرَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم جَالِسٌ، فَلَمَّا غَرَبَتِ الشَّمْسُ قَالَ " يَا أَبَا ذَرٍّ هَلْ تَدْرِي أَيْنَ تَذْهَبُ هَذِهِ ". قَالَ قُلْتُ اللَّهُ وَرَسُولُهُ أَعْلَمُ. قَالَ " فَإِنَّهَا تَذْهَبُ تَسْتَأْذِنُ فِي السُّجُودِ فَيُؤْذَنُ لَهَا، وَكَأَنَّهَا قَدْ قِيلَ لَهَا ارْجِعِي مِنْ حَيْثُ جِئْتِ. فَتَطْلُعُ مِنْ مَغْرِبِهَا ". ثُمَّ قَرَأَ {ذَلِكَ مُسْتَقَرٌّ لَهَا} فِي قِرَاءَةِ عَبْدِ اللَّهِ.