Ṣaḥīḥ al-Bukhārī
صحيح البخاري
(97) Kitāb: At-Tawḥīd (Monotheïsme)
(٩٧) كتاب التوحيد
Hoofdstuk (23): De Uitspraak van Allāh: {De Engelen en de Ziel (d.w.z. Jibrīl) stijgen op naar Hem...} [70:4]
(٢٣) باب قَوْلِ اللَّهِ تَعَالَى: <a href="https://quran.com/70/4-4">{تَعْرُجُ الْمَلاَئِكَةُ وَالرُّوحُ إِلَيْهِ}</a>
Overgeleverd van Abū Saʿīd (al-Khudrī), hij zei: “Er werd een stukje goud naar de Profeet ﷺ gestuurd, waarop hij het verdeelde onder vier personen.” En overgeleverd (via een andere keten) van Abū Saʿīd al-Khudrī, hij zei: “ʿAlī stuurde, toen hij in Jemen was, een stukje goud in zijn erts naar de Profeet ﷺ, waarop hij het verdeelde onder al-ʾAqraʿ ibn Ḥābis al-Ḥanẓalī – vervolgens (toegeschreven aan) een van de Banū Mujāshiʿ; ʿUyaynah ibn Badr al-Fazārī; ʿAlqamah ibn ʿUlāthah al-ʿĀmirī – vervolgens (toegeschreven aan) een van de Banū Kilāb; en Zayd al-Khayl aṭ-Ṭāʾī – vervolgens (toegeschreven aan) een van de Banū Nabhān. Quraysh en de Anṣār werden boos en zeiden: ‘Hij geeft het aan de hoge leiders van Najd en laat ons?’ De Profeet ﷺ zei: ‘Ik probeer slechts hun harten te winnen.” Vervolgens kwam er een man aanzetten met diepliggende ogen, een vooruitstekend voorhoofd, een volle baard, dikke jukbeenderen en een geschoren hoofd, en zei: ‘O Muḥammad, vrees Allāh.’ Hierop zei de Profeet ﷺ: ‘Wie zal Allāh dan gehoorzamen als ik Hem ongehoorzaam ben? Dus Hij stelt mij aan als vertrouweling over de inwoners van de aarde en jullie vertrouwen mij niet?’ Vervolgens vroeg een man uit de (aanwezige) groep – ik denk dat het Khālid ibn al-Walīd was – toestemming om hem te doden, waarop de Profeet ﷺ hem dit verbood. Toen de man zich had gekeerd, zei de Profeet ﷺ: ‘Voorwaar, uit het nageslacht van deze [man] zal een volk komen dat de Qurʾān reciteert, maar het passeert hun kelen niet. Ze schieten uit de Islam zoals een pijl uit een prooi schiet. Ze doden de aanhangers van de Islam en laten de aanhangers van afgoden. Voorwaar, als ik hen meemaak, dan zal ik hen zeker doden zoals [het volk] ʿĀd gedood werd.’”
حَدَّثَنَا قَبِيصَةُ، حَدَّثَنَا سُفْيَانُ، عَنْ أَبِيهِ، عَنِ ابْنِ أَبِي نُعْمٍ ـ أَوْ أَبِي نُعْمٍ شَكَّ قَبِيصَةُ ـ عَنْ أَبِي سَعِيدٍ، قَالَ بُعِثَ إِلَى النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم بِذُهَيْبَةٍ فَقَسَمَهَا بَيْنَ أَرْبَعَةٍ. وَحَدَّثَنِي إِسْحَاقُ بْنُ نَصْرٍ حَدَّثَنَا عَبْدُ الرَّزَّاقِ أَخْبَرَنَا سُفْيَانُ عَنْ أَبِيهِ عَنِ ابْنِ أَبِي نُعْمٍ عَنْ أَبِي سَعِيدٍ الْخُدْرِيِّ قَالَ بَعَثَ عَلِيٌّ وَهْوَ بِالْيَمَنِ إِلَى النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم بِذُهَيْبَةٍ فِي تُرْبَتِهَا، فَقَسَمَهَا بَيْنَ الأَقْرَعِ بْنِ حَابِسٍ الْحَنْظَلِيِّ ثُمَّ أَحَدِ بَنِي مُجَاشِعٍ، وَبَيْنَ عُيَيْنَةَ بْنِ بَدْرٍ الْفَزَارِيِّ، وَبَيْنَ عَلْقَمَةَ بْنِ عُلاَثَةَ الْعَامِرِيِّ ثُمَّ أَحَدِ بَنِي كِلاَبٍ، وَبَيْنَ زَيْدِ الْخَيْلِ الطَّائِيِّ ثُمَّ أَحَدِ بَنِي نَبْهَانَ، فَتَغَضَّبَتْ قُرَيْشٌ وَالأَنْصَارُ فَقَالُوا يُعْطِيهِ صَنَادِيدَ أَهْلِ نَجْدٍ وَيَدَعُنَا قَالَ " إِنَّمَا أَتَأَلَّفُهُمْ ". فَأَقْبَلَ رَجُلٌ غَائِرُ الْعَيْنَيْنِ، نَاتِئُ الْجَبِينِ، كَثُّ اللِّحْيَةِ، مُشْرِفُ الْوَجْنَتَيْنِ، مَحْلُوقُ الرَّأْسِ فَقَالَ يَا مُحَمَّدُ اتَّقِ اللَّهَ. فَقَالَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم " فَمَنْ يُطِيعُ اللَّهَ إِذَا عَصَيْتُهُ فَيَأْمَنِّي عَلَى أَهْلِ الأَرْضِ، وَلاَ تَأْمَنُونِي ". فَسَأَلَ رَجُلٌ مِنَ الْقَوْمِ ـ قَتْلَهُ أُرَاهُ خَالِدَ بْنَ الْوَلِيدِ ـ فَمَنَعَهُ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم فَلَمَّا وَلَّى قَالَ النَّبِيُّ صلى الله عليه وسلم " إِنَّ مِنْ ضِئْضِئِ هَذَا قَوْمًا يَقْرَءُونَ الْقُرْآنَ لاَ يُجَاوِزُ حَنَاجِرَهُمْ، يَمْرُقُونَ مِنَ الإِسْلاَمِ مُرُوقَ السَّهْمِ مِنَ الرَّمِيَّةِ، يَقْتُلُونَ أَهْلَ الإِسْلاَمِ وَيَدَعُونَ أَهْلَ الأَوْثَانِ، لَئِنْ أَدْرَكْتُهُمْ لأَقْتُلَنَّهُمْ قَتْلَ عَادٍ ".